In de advocatuurlijke MKB-praktijk ligt de instroom van nieuwe zaken lager. Ook in de High End praktijk is de instroom, naar verluidt lager, doch de aard van de voorgelegde problematiek brengt met zich mee dat er in die praktijken geen sprake is van prijsdruk, kennelijk in tegendeel. Voor de gewone, reguliere praktijk ligt dat anders, waarschijnlijk met uitzondering van de herstructurerings- en arbeidsrechtspraktijk. Dat is niet verwonderlijk nu door de inzet van die praktijken het voortbestaan van de cliënten wordt nagestreefd.
Het overgrote deel van de advocatuur is werkzaam in de MKB-praktijk, High End is procentueel maar een klein deel van het juridische werk dat wordt uitbesteed. Ondanks subsidieregelingen van de diverse overheden lijden vele bedrijven in het MKB onder de gevolgen van de Coronacrisis. De consumenten gaan bijvoorbeeld niet of veel minder winkelen; Horecabezoek wordt ontmoedigd. De Entertainmentsector hapt naar adem. De toeristenindustrie werkt op halve kracht.
Het gevolg is dat ondernemingen in deze sectoren substantieel lagere omzetten en derhalve geringere winsten genereren. Veel van deze MKB-bedrijven stellen uitbesteding van regulier juridisch werk uit, noch daargelaten of zij de kosten van extern advies nog kunnen opbrengen. Op zich een begrijpelijk reactie, want het water staat hen aan de lippen. De verwachting van vooraanstaande economen is dat in het najaar van 2020 een golf van deconfitures te verwachten is. Ik laat dan nog maar in het midden wat de gevolgen kunnen zijn van een forse heropflakkering van Covid-19.
De kantoren die sterk leunen op voormelde branches zullen daarvan de gevolgen ondervinden. Bij een lager werkaanbod is een gebruikelijke reactie van partners op advocatenkantoren om het binnenkomende reguliere werk zelf te doen in plaats van het door te schuiven naar de medewerkers. Immers, de urenstaat van de partner moet aan het einde van de dag gevuld zijn. Veel partners redeneren dat zij het werk - ook al is dat ‘middle of the road’ werk - sneller en beter doen.
Dit is echter een onverstandige handelwijze. Allereerst gaat hiermee het voordeel van het ‘Leverage’-model verloren. De kosten van de medewerker zijn immers lager dan de door hen gegenereerde urenomzet. Zaken moeten altijd behandeld worden door degene die daarin het meest bedreven is. Doorgaans is dit de medewerker omdat deze vanuit het team van de partner met meer regelmaat de gevraagde handeling verricht. Tenslotte, en zeker in de huidige crisistijd, geldt dat de medewerker voor de cliënt goedkoper is. In de reguliere MKB-praktijk staan de tarieven sterk onder druk. Alleen indien de vraag van al dan niet overleven zich voordoet, is men bereid om een substantieel hoger tarief te betalen, mits daarmee ook werkelijk een betere kwaliteit van werk verzekerd is.
Zodra het ‘Leverage’-model wordt verlaten, zal de winst van het kantoor overeenkomstig dalen, terwijl de kosten van de medewerkers doorlopen. Veel verstandiger is wanneer de partners ook in mindere tijden vasthouden aan het ‘Leverage’-model. Tegelijkertijd schept dat voor de partners de mogelijkheid om het Business Development te (re)activeren en intensief contact te blijven houden met de cliënten. Die lijden immers ook onder de Corona-crisis.